dinsdag 21 oktober 2014

ICONOKLETS

In de rubriek ‘taal’ in Trouw plaatst redacteur Ton den Boon regelmatig stukjes over nieuwe taalmodes. Hij gebruikt de term taalmodes niet, maar hij signaleert nogal eens dat bepaalde uitdrukkingen plotseling vaak opduiken. Zo zie ik, sinds Den Boon er een aantal maanden geleden in zijn column aandacht aan besteedde, overal mensen aan de keukentafel zitten. Privé of voor zorgverleningsoverleg of anderszins.

Kortgeleden schreef Den Boon over het woord ‘iconisch’. Als bijvoeglijk naamwoord van icoon wordt ‘iconisch’ gebruikt om aan te geven dat een verschijnsel, een persoon of een voorwerp de representant bij uitstek is van een stijl of een genre. Door dit woord te gebruiken laat de spreker zien dat hij op de hoogte is van die stijl of het genre en dat hij weet wat daarvan de meest zuivere representatieve vorm is.

Zo sprak Peter van der Lint, de opera-recensent van Trouw, over “een van de meest iconische en spectaculaire scènes in de wereld van de opera” toen hij op de zelfmoordscène doelde van titelheldin Tosca uit de gelijknamige opera van Puccini. Zij springt van de Engelenburcht in Rome. Inderdaad verenigt deze daad veel opera-elementen in zich: drama van het grote gebaar, tragisch einde van de heldin en het aanschurken tegen de Heilige Roomse Kerk. Een schoolvoorbeeld van opera, zou je kunnen zeggen.

‘Iconisch’ is extatischer. En er hangt iets exclusiefs rond dit gebruik van het woord ‘iconisch’; alleen ingewijden in de wereld van het icoon zullen beamen dat dit inderdaad iconisch is. Buitenstaanders (ongelovigen) zijn zich vaak niet bewust van de iconiciteit van het bedoelde tot zij er door kenners op gewezen worden. Met het woord geeft de gebruiker aan dat hij ergens bij hoort, een bepaald geloof aanhangt, zich onderscheidt van de ongelovigen.

Als bijvoeglijk naamwoord is het waarschijnlijk komen overwaaien uit het Amerikaans. Iconic is een mooi woordbeeld, maar het klinkt als I conic, de eerste persoon enkelvoud van to conic; ergens de exclusiviteitsstatus aan toekennen. In het Nederlands klinkt het als de dunne variant van een kegel (een i-conisch gebouw). Het woord staat nog niet in de Dikke Van Dale, maar volgens Ton den Boon, tevens hoofdredacteur van de Van Dale, burgert het snel genoeg in om opgenomen te worden.

Wel in de Van Dale staan iconografisch (beschrijving van de voorstellingen die op een bepaald onderwerp betrekking hebben), iconologisch (leer van de zinnebeelden) en voor mij het allermooiste woord: iconoclastisch (de beeldenbrekerij). ‘Iconoclástisch’; je hoort ze op de plavuizen stukvallen. Páts!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten