vrijdag 31 januari 2014

NAAMVAL

Het moderne Nederlands heeft geen naamvallensysteem meer, maar toch zou ik te dezen even willen stilstaan bij een speciaal aspect van naamvallen. Ze geven voor mijn gevoel op een compacte manier bewegingen weer. Er beweegt altijd iets bij het gebruik van naamvallen. In modern Nederlands heb je vaak veel meer woorden nodig om die bewegingen aan te duiden.

Bijvoorbeeld ‘dientengevolge’; als gevolg van het voorgaande. Mooi, hoe ‘dientengevolge’  in één woord die voortgang vat. Uwerzijds, onzes inziens; van uw kant of volgens ons. Wat verder ter tafel komt; het moet nog komen, dus het is nog een verrassing. Ter ziele; een prachtige uitdrukking voor iets dat is heengegaan.

Het Duits kent natuurlijk nog wel de naamvallen. Deswegen is de studie Duits niet erg populair onder Nederlandse jongeren, hoewel daar een kentering in lijkt te komen nu de Duitse economie het zo goed doet.

Een van de mooiste voorbeelden van de compacte beweging die naamvallen in een zin veroorzaken las ik in een gedicht van Wilhelm Busch, de 19de-eeuwse Duitse dichter, cartoonist en tekenaar. Hij wordt wel de Urvater des modernen Comics genoemd. In uiterst vormvaste, satirische gedichtjes, vergezeld van verrassend moderne tekeningen, nam hij de gezapigheid van de brave burgerij op de hak.
Het gedicht Gestörtes Duett gaat over een ouder echtpaar dat zich ergert aan het nachtelijk gejammer van katten en besluit ze te verjagen. Ze lopen in de val van hun kleinburgerlijke woede: vader valt van de trap en moeder giet de waskom over hem leeg. 

Melodisch sangen Katz und Kater
Ihr zärtlich Lied des Abends spät.
Den Stock ergreift des Hauses Vater,
Die Mutter nimmt das Waschgerät.

Die sanften Liebestöne schwiegen;
Es zischt und kracht im Treppenhaus.
Der Vater purzelt von der Stiegen,
Die Mutter gießt die Schale aus.

De gouden zin uit dit gedicht, die dankzij zijn naamvallen ook perfect in het metrum past, is ‘Den Stock ergreift des Hauses Vater’. Den Stock (Akkusativ) staat aan het begin van de zin; het is het wapen waarmee de heer des huizes de katten mores gaat leren. In blinde woede grijpt hij zijn stok, moeder de vrouw pakt de waskom (met vuil water) en daar gaan ze; op oorlogspad tegen het kattengejammer.

Wat een mooie beweging moet je maken, van de stok naar de knuist van de vader van het huis waar de katten voor zitten te zingen. Busch is een meester in het schetsen van dit soort komische situaties door het efficiënt inzetten van naamvallen. Hiermee roept hij in slechts een paar woorden een hele wereld op én past hij een van de basisprincipes toe van light verse: het strakke metrum werkt humoristisch.

dinsdag 21 januari 2014

BEDORVEN

De strijd tegen de voedselverspilling haalt regelmatig het nieuws. Vorige week zag ik, nota bene in het Belgische journaal, een reportage over Outletsupermarkt Stam in Schagen. Supermarkteigenaar Willem Stam verkoopt hier tegen grote kortingen producten die de reguliere supermarkt niet meer kan verkopen, onder andere omdat de houdbaarheidsdatum nog maar beperkt is. Stam wil hiermee de wereldwijde voedselverspilling bestrijden, want ‘over dertig jaar heb je gewoon kans dat er geen knap voedsel meer is.’

Voedsel wordt vaak weggegooid vanwege de THT-datum; de ten-minste-houdbaar-tot-datum. Taalkundig zou dat eigenlijk de TMHT-datum moeten zijn; het product is ten minste (= minstens) houdbaar tot die datum. Dat staat tenminste (= althans) op de verpakking.

Belangrijker is dat de THT-datum, zijn naam ten spijt, niets zegt over de houdbaarheid. Het is een kwaliteitsmerk; tot die datum is de kwaliteit gegarandeerd. Daarna kan het product nog best bewaard en geconsumeerd worden. Het lijkt erop alsof voor veel mensen en bedrijven de THT-datum het einde van het product betekent; op die datum blaast het zijn laatste adem uit en sterft. Bederft.

Dat komt volgens mij door de gevoelswaarde van ten minste, of tenminste. Het woord wordt vaak in een verwijtende sfeer gebruikt. Lager dan ten minste kan je niet zinken. Je had ten minste nog even de moeite kunnen nemen om je rotzooi op te ruimen. Gewoon even goeiedag zeggen, dat is toch wel het minste wat je kunt doen. Als je tenminste een goede verstandhouding met je buren wilt hebben. Of vind je je buren te min?

Ten minste, tenminste, de min; het roept een ruzie-achtige stemming op. Nee, dan de max. Die hoort in de wereld van de peptalk. Het zou misschien een idee zijn om in plaats van ‘ten minste houdbaar tot’ te vermelden ‘kwaliteit maximaal gegarandeerd tot’. Tsjakka!

En je kunt altijd nog vertrouwen op je neus. Maar ja, niet iedereen is zo’n begiftigd snuffelaar als Grace uit de sitcom ‘Will&Grace’, die aan een pak melk kan ruiken dat het nog één dag, zeven uur en 48 minuten goed blijft. Daarom is het te hopen dat de ontwikkeling van de snuffelchip (een chip in de verpakking die bederf kan constateren) snel doorzet. Het gaat tenslotte om de bestrijding van de voedselverspilling.

zaterdag 11 januari 2014

DE TAAL VAN HET GEBAAR

Ik ben voornemens om in 2014 op deze plek ook af en toe uit te weiden over kunst. En dan meer specifiek over wat een kunstwerk naar mijn gevoel eigenlijk (nog meer) zegt. Meer dan wat het voorstelt, bedoel ik. Welke ‘taal’ spreekt uit de kleurkeuze, de intervallen, de compositie, de houding van de figuren, et cetera.

Op 21 januari begin ik met een cursus Symboliek in de Kunst bij de Vrije Academie. Ik hoop daar mijn blik te scherpen, waardoor ik nog beter de zeggingskracht van kunst kan bevatten. Nu al liefhebber ik bij het bezoek aan musea in het ontdekken van die zeggingskracht. Ik heb mij bijvoorbeeld aangewend om bij Rembrandt speciaal op de handen te letten. Met de gebaren van hun handen ‘spreken’ de figuren, of eigenlijk spreekt Rembrandt door de figuren.

Het mooiste voorbeeld van die gebarentaal vind ik in ‘De Joodse Bruid’. Dat is op het eerste gezicht een overweldigend doek door het rood en het goud van de kostuums. Het bruidspaar daarentegen heeft juist iets zachts, bijna iets kwetsbaars in die donkere omgeving. De blikken en de houdingen van de twee jonggeliefden zijn bescheiden. Ze kijken elkaar niet in de ogen. Ze kijken ook niet naar de toeschouwer. Ze lijken een beetje dromerig voor zich uit te  kijken, alsof ze op dat moment meer voelen dan zien.

Als je op de taal van de handen let, zie je hoe sterk ze zich met elkaar verbinden. Ervan uitgaand dat de rechterhand van een mens de gevende hand is en de linker de ontvangende, vertellen de handen van de geliefden een eigen en heel krachtig verhaal van toewijding en liefde.

De linkerhand van de man (de ontvangende hand) ligt op de linkerschouder van de vrouw. Hij omhult haar als het ware met zijn arm die onzichtbaar is. Zijn rechterarm is des te beter zichtbaar; in een stralend gouden boog legt hij zijn gevende hand op haar hart.
De vrouw laat de vingertoppen van haar linkerhand licht op de rechterhand van de man rusten, ze ‘ontvangt’ zijn gebaar op een zachtaardige manier. Haar rechterhand rust in haar schoot; hun liefde zal vrucht dragen en ze zal hem kinderen schenken.

Of Rembrandt dit bewust heeft willen zeggen is natuurlijk maar de vraag, maar door de gebarentaal wordt het doek voor mij nog ontroerender en indringender. Ook bij andere Rembrandts kan je soms tot verrassende ‘extra lagen’ komen als je de taal van de gebaren in je opneemt.

Ik ben heel benieuwd hoe u, lezer, naar kunst kijkt en luistert. Voel u vrij om te reageren; hoe meer invalshoeken, hoe rijker de kunstbeleving.