vrijdag 21 februari 2014

GAUGUINS VISIOENEN

Op de expositie ‘Gauguin, Bonnard, Denis’ in de Hermitage zijn slechts drie Gauguins te zien, maar de impact van deze drie schilderijen overtreft de werking van de veel grotere en talrijker doeken van de andere meesters.

Het klapstuk is natuurlijk het indringende schilderij met de prachtige titel ‘Nave Nave Moe. Heerlijke bron (Zoete visioenen)’. Een werk uit 1894 van 100 x 70 cm, een liggende poster dus, met een pontificale negentiende-eeuwse lijst (zie afbeelding hierboven). Terecht gebruikte de Hermitage beelden uit dit prachtschilderij in de publiciteit rond de expositie.

We zien een landschap met een hoge horizon. Vooraan zitten twee Polynesische vrouwen, de linker vrouw lijkt een aureool te hebben. De vrouwen dragen witte hemdjes die losjes om de schouders vallen. Allebei dragen ze een vermiljoenrode sarong met gouden opdruk. De ondergrond is roze met smaragdgroene begroeiing. Rechts, naast de bron, is de ondergrond rood, hetzelfde rood als de sarongs van de vrouwen. Voor dat rode vlak kringelt een witte lelie omhoog, icoon van Maria, zinnebeeld van reinheid.

Aan de overkant van de bron zit een naakte vrouw op haar eveneens bloedrode sarong, die in het water wordt weerspiegeld. Verder op de achtergrond zijn dansende figuren te zien bij een groot beeld, waarvoor rook opstijgt. In de verte tekenen zich scherpe bergtoppen af en opbollende vormen (bomen, wolken?) in de kleuren van de vrucht die de rechter vrouw in haar hand houdt.

Het is het ROOD dat dit schilderij zo fascinerend maakt. Anders dan zijn tijdgenoten, die dromerigheid vaak verbeelden met wazige vormen en etherische kleuren, voegt Gauguin vermiljoen toe aan zijn visioen. Gauguin schilderde dit werk vanuit zijn herinnering, hij woonde al drie jaar op Tahiti, maar was voor korte tijd in Parijs. Hij zegt hierover: ‘Het is beter om vanuit je herinneringen te schilderen, want op die manier zal het werk van jou zijn.’ 

Een ander visioen van Gauguin, dat niet aanwezig is op deze tentoonstelling, heet ‘Visioen na de preek’ (zie afbeelding hierboven). Ook in dit schilderij, dat hij maakte in 1888, dus voor zijn wilde Tahitiaanse jaren, is het rood overweldigend.

De voorgrond en linkerhelft worden gedomineerd door de zondagse witte kappen van Bretonse vrouwen. Rechts van hen, in een vuurrood weiland, worstelt Jacob met de engel. De titel geeft aan dat de vrouwen in de kerk een preek hebben gehoord over het oudtestamentische verhaal van Jacobs worsteling met het goddelijke. Het gevecht eindigt onbeslist, Jacob komt mank uit de strijd (met een ‘verrukte zenuw’ volgens de Statenvertaling).

De vrouwen, met de preek vers in hun herinnering, zien de geloofsstrijd in een collectief visioen. Weer is het rood prominent aanwezig. De verstilde devotie van de witgekapte vrouwen tegenover de vurige strijd is ontroerend. Gauguin vermiljoent zijn visioenen en maakt ze daarmee extreem sprekend.

dinsdag 11 februari 2014

VAN A NAAR B

Het Amsterdam-Rijnkanaal wordt druk bevaren. Tussen Utrecht en Amsterdam loopt de spoorlijn er dicht langs. Ik kijk altijd graag vanuit de trein naar de schepen op deze watersnelweg. Het vlakke landschap is vrij monotoon, maar de voortploeterende schepen, diepliggend, met het water kolkend over de gangboord, of hoog boven de waterspiegel uittorenend, brengen leven in de brouwerij.

Het wordt nog interessanter als je de scheepsnamen leest en je je de beelden voor de geest haalt die deze namen oproepen. Veel namen verwijzen naar de afkomst of thuishaven. Dat zijn vrouwennamen, waarschijnlijk van de (groot)moeder; de echtgenote vaart immers mee: Johanna, Romke, Emma, Magdalena, soms wat frivoler Estrella of Nikki. Ook voorvaderen worden vernoemd: Jacobus Sr, Gerrit-B, Matthijs, Bart. De thuishaven, of de plaats waar de rederij kantoor houdt, staat ook nogal eens op de boeg. Hier wendt men toch altijd weer de steven naar: Farmsum, IJsselstad, Hanzestad, Amsterdam, Keistad, Coolsingel.

Bestemmingen worden ook genoemd, maar meestal zijn dat gedroomde of symbolische bestemmingen. De namen prikkelen de fantasie en drukken het verlangen uit om te reizen en te handelen: Syracusa, Kasbah, Galapagos, Olimpia, North-Carolina, Houston. Ook zijn er namen die de markeringspunten weergeven die schippers onderweg nodig hebben: grote bakens als Orion, Sirius en Gibraltar, maar ook heel alledaagse als Velsertunnel (de torens ervan langs het Noordzeekanaal).

Namen die naar de reiziger zelf verwijzen, of naar zijn gemoedstoestand, zijn populair: Vagebond, Passant, Compaan, Batavier, Viking of Drakar (= Vikingschip), Solist. Con Amore, Allegro, Presto, Fighter, Luctor, Typhoon. Soms zie je vogelnamen: Stern, Pelikaan. En ik zag zelfs een keer Karbouw; de zwoegende, vastberaden waterbuffel.

Het onvoorziene van de reis en de transactie zie je ook vaak terug in de naam, met af en toe verwijzingen naar de Voorzienigheid: Adventure, Wending, Nooit volmaakt, Mutatie, De tijd zal ’t leren, Fiducia, Spes Vera, Spes Salutis, Cum Deo, Volharding 4, Volharding 8, Volharding 9, Volharding 14. Of een gedurfder Letsgo en zelfs een roekeloos Va Banque. Helemaal van God los leek me de enorme tanker met de naam Desperado. Gelukkig verscheen even later een soortgelijke tanker met de naam Angelique.

Werelden varen voorbij. Panta Rhei (= alles vloeit) van A naar B.