zaterdag 31 januari 2015

DE ROTHKORELIGIE

Zoals Swiebertje voor eeuwig de lach aan z’n kont heeft hangen, zo sleept Mark Rothko voor eeuwig de religie achter zich aan. Daar werkten ze overigens allebei hard aan, Swiebertje aan oud-Hollandse ‘edelachtbare’-humor, Rothko aan alles overstijgende spiritualiteit, die je ten deel valt als je zijn kunst tot je neemt.

In de entertainmentindustrie is het hoogst haalbare dat een artiest het publiek precies geeft wat het wil. Een lach en een traan, daar betaal je tenslotte voor. Maar in de kunst wil ik graag zelf uitmaken hoe ik iets ervaar. Toch wordt in de Rothko-marketing meestal spiritualiteit als entertainment-troef ingezet: Zoek je spiritualiteit? Kom naar Rothko.

De bezoeker aan de Rothko-expositie in het Haagse Gemeentemuseum wordt lekker gemaakt met teksten als:  “Een overweldigende emotionele ervaring, voor zowel de kunstenaar als het publiek was voor hem de sublieme vorm van inspiratie, een aan het religieuze grenzend gevoel. ‘Mensen staan voor mijn schilderijen te huilen, omdat ze dezelfde spirituele ervaring hebben als ik had, toen ik het schilderde’.” Tissues mee naar het museum dus.

Kunstpausen en dito hogepriesters storten zich gretig op die heilsleer. Neem Joost Zwagerman: “We zien het grootste, het sacraalste, het monumentaalste, het subliemste. En tegelijkertijd is er het besef dat de kunstenaar wenst dat we worden omhuld door het teerste, warmste, ijlste, stilste, ja, het menselijkste wat de kunst kan voortbrengen.” Nu heb je wel een paar tissues nodig om al die -ste’s van je gezicht te vegen.

Van Rothko mochten er geen woorden aan zijn werk gewijd worden. We mochten zeker niet spreken van kleuren. En dat vind ik, ondanks haar absurde stelligheid, een interessante opmerking. Uiteraard kijkt een mens naar kleuren, en zeker in schilderijen die alleen uit vlakken bestaan. Het wordt bij Rothko juist interessant als je de kleuren probeert te benoemen. Je ziet nooit één kleur, maar altijd een kleur aan de oppervlakte waar veel andere kleurlagen doorheen schemeren.

Het meest fascinerend vind ik de overgangen tussen de kleurvlakken. De randen van Rothko, zal ik maar zeggen. Vooral in zijn vroege werken zijn die randen nooit scherp, maar altijd ijl, rafelig, diffuus en bestaan ze uit de talloze kleuren die in de onderlagen zitten.  Die ijle overgangen maken dat zijn kleurvlakken zweven, er is geen diepte. Daarin zit volgens mij de aantrekkingskracht van de werken van Rothko.

Rothko wilde dat je met je neus op het doek ging staan om er helemaal in op te gaan. Zie je ook die duizendvoudige kleurnuances beter. Maar de suppoosten in het Gemeentemuseum denken daar anders over, dus - mochten de waterlanders komen -  het wordt een wat afstandelijke huilbui. 

woensdag 21 januari 2015

VOKUHILA

Duitsland op zijn smalst; Patriotische Europäer gegen die Islamisierung des Abendlandes, kortweg Pegida. Pfui Teufel! Wat een lelijk woord. Een naam die begint met de Peeg van pegel en eindigt met het zeikerige zelfbeklag ída. Een naam als een geslachtsziekte. Het is de laatste tijd druk in de Pegida-poli.

Hoe verzin je het om als bewoner van een 21-ste eeuws westers land aftandse termen als ‘patriottisch’ en ‘Avondland’ in de naam van je organisatie op te nemen? Toen de wereld zich nog beperkte tot het Europese continent, was Avondland misschien een bruikbare term. Maar om in een hoogontwikkelde, geglobaliseerde samenleving je beweging op te tuigen met dit overrijpe romantische begrip is om van te gruwen.

In het avondland gaat het licht uit, deuren en luiken gaan potdicht en achter de deur staat een ijzeren staaf om het donkere, nachtelijke gespuis eruit te rammen. Ik ontkom er niet aan te denken aan de dichtregels van Van Randwijk: ‘Een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen, dan dooft het licht.’ Geschreven in een tijd dat het aardedonker was in het Avondland.

Pegida is ook nog eens een volstrekt humorloos woord, alle lucht is eruit geperst. Heel in de verte doet het denken aan penoze, maar daar krijg je nog lucht door het ‘noze’. En het vliegende paard Pegasus heeft in ieder geval de klemtoon op de eerste lettergreep, waardoor het klinkt als steigerend paard. Maar “peeg-IEdaah” is alleen maar narigheid.

Ik vraag me af of in de massabijeenkomsten in Dresden veel Vokuhila’s meegelopen hebben. Vorne kurz, hinten lang is een haardracht die bij ons in de tachtiger jaren ook nog wel voorkwam; het matje. In sommige kringen, waar men zich graag een martiaal uiterlijk aanmeet, is dit kapsel nog steeds salonfähig. Op de beelden van de Val van de Muur, die vorig jaar veelvuldig werden herhaald, waren bijna uitsluitend Vokuhila’s of Vokuhila-angehauchte kapsels te zien.

Bij de Pegida-demonstraties waren er niet zo veel Vokuhila’s, geloof ik. Je zag eerder keurig gekapte, redelijk-ogende mensen. Liep er hier en daar niet een kaalkop mee? Toch zou je ze nu overdrachtelijke Vokuhila’s kunnen noemen; kortzichtig, met een misplaatst accent op wat achter ons ligt. De overdrachtelijke schaar erin, zou ik zeggen. Word Volahiku. Dat jodelt.

zondag 11 januari 2015

HUMOR

Humor is de smaakmaker van het leven. Hoewel er ook zouteloze of flauwe humor is, is de meeste humor spicy. Er is scherpe humor. Wrange humor. Vette humor. Bijtende humor. Bittere humor.

De zachtste humor is milde humor, maar zoete humor bestaat bijvoorbeeld niet. Humor zet altijd dingen op scherp, laat ze even kantelen, tot je van je stoel valt van het lachen.

Humor brengt de ernstige zaken van het leven terug op menselijke maat. Er is galgenhumor over dood en vergankelijkheid, onderbroekenhumor over seks en (zelf)spottende humor over (eigen)waan.

Alles leent zich voor humor. Zelfs bloeddorst, zoals blijkt uit de onsterfelijk grappige stenigingsscène uit Monty Python’s Life of Brian.  Mannelijke acteurs die met een snerpend falset vrouwen spelen, die zich met een kunstbaard voordoen als mannen om als een meute hongerige wolven iedereen te stenigen die ‘Jehova’ zegt. Om je tranen te lachen.

Zonder comic relief worden de grote levensvragen ondragelijk zwaar. Humor helpt om zware kost te verteren. Eén van de collega-cartoonisten van de vermoorde Je suis Charlie’s zei het heel treffend: Met humor wijs je de dingen niet af, nee, het helpt je ze beter te verdragen. Humor hoort bij de condition humaine.

En zelfs de profeet had gevoel voor humor. Toen hij op straat begroet werd met ‘het gif zij met u’ in plaats van ‘vrede zij met u’ (in het Arabisch klinken beide begroetingen bijna hetzelfde), antwoordde hij: ‘En met u.’ Je zou bijna zeggen; een staaltje onvervalste nichtenhumor.

Afbeelding: Joep Bertrams' cartoon na de moord op de Charlie Hebdo-cartoonisten