zaterdag 21 maart 2015

DE ALGORITMISERING VAN HET BESTAAN

In zijn recent verschenen boek ‘Het digitale proletariaat’ neemt filosoof Hans Schnitzler stelling tegen de groeiende macht die internetgiganten als Google, Facebook en Apple (proberen te) krijgen op de geestelijke vrijheid van de mens. De zegeningen van internet zijn niet zo onschuldig als ze lijken, aldus Schnitzler, want achter de techniek schuilt een mensbeeld, een ideologie.

Die ideologie ziet de gebruiker als consument met een verlangen. Het gaat de internetgiganten erom dat verlangen te traceren en vervolgens uit te buiten. Pizza Hut bijvoorbeeld heeft een experiment met een ‘onderbewuste’ menukaart, waarbij de gebruiker door middel van eye-tracking binnen drie seconden te zien krijgt welke pizza hij eigenlijk wil bestellen. Moet je je voorstellen dat, als je oog blijft hangen aan Pizza Lollobrigida, omdat het zo’n leuk woord is en omdat het een incorrecte misogyne grap is van een pizza is met twee spiegeleieren, ‘de computer’ denkt dat je die pizza ook echt lekker vindt.

Hans Schnitzler heeft absoluut een punt, vind ik. En hij kiest zijn woorden met een groot gevoel voor de schoonheid van taal. Zo stelt hij dat het radicale maakbaarheidsgeloof van Silicon Valley leidt tot ‘digitaal despotisme’.  Werd het proletariaat volgens Marx uitgebuit om zijn fysieke kracht, nu wordt het proletariaat (lees: alle gebruikers van digitale media) uitgebuit omwille van zijn geestelijke vermogens, zijn verlangens en fantasieën. En dat blijft niet zonder gevolgen: ‘De hyperactieve instrumentalisering van ons bewustzijn leidt tot digitale werkmieren.’

Schnitzler introduceert prachtige termen voor de plagen die ‘de vier paarden (hij bedoelt waarschijnlijk de ruiters) van de Apocalyps: Google, Amazon, Facebook en Apple’ over de mensheid uitstorten. Zo voorziet hij een algoritmisering van het bestaan, de verdinglijking van de mens, de gamificatie van het onderwijs, de googlificatie van informatie, de facebookisering van vriendschappen, de virtualisering van de werkelijkheid die de macht heeft vertechniseerd en gedeterritorialiseerd. Wow!

De mensheid zal in toenemende mate gaan lijden aan dwangneuroses zoals twitteritis, digitale dementie, exhibitionisme, reaguurdersverkokering, infobesitas, digistress en ontvolgdepressie. Mensen zullen ten prooi vallen aan internetpathologieën als egomanie, identiteitsvervorming, grootheidswaanzin.

Grootheidswaanzin, het gevoel van almacht. Dáárin zit hem natuurlijk de aantrekkingskracht van de AL-goritmisering. In de prachtige, complete en bezwerende klank AL. Alomvattend, Alwetend, Almachtig. Wie wil dat niet zijn? Meester van het heelAL. Zo waarlijk helpe mij Google Allemachtig.


woensdag 11 maart 2015

OP DE STEPPE

Er zijn twee hypotheses die de verspreiding van de Proto-Indo-Europese taal, waartoe ook het Nederlands behoort, verklaren. De Anatolië-hypothese stelt dat 9500 tot 8000 jaar geleden de taal zich met de landbouw vanuit deze Turkse regio over Europa verspreidde. Precies wat de huidige president Erdogan al dacht overigens.

De andere hypothese luistert naar de mooie naam de Steppe-hypothese. De oertaal zou zich volgens deze hypothese zo’n 6000 jaar geleden hebben verspreid met migratie van de volkeren die op de Oekraïense en Russische steppen leefden. Precies wat Poetin al dacht, waarschijnlijk.

Volgens de steppe-hypothese zouden de bewoners van de steppen hun migratie grootscheeps hebben kunnen uitvoeren dankzij hun vermogen paarden te temmen en dankzij de uitvinding van het wiel. Met paard en wagen konden deze steppeboeren Duitsland, Spanje en Hongarije intrekken en zich daar vestigen.

De broedertwist tussen de twee hypothesen is onlangs weer opgelaaid door nieuw onderzoek naar het DNA van vroege Europeanen. Wetenschappers publiceerden in het vakblad Nature het bewijs dat zo’n 4500 jaar er een massale migratiegolf is geweest van de steppen ten noorden van de Zwarte en Kaspische Zee naar Europa.  Op wielen, zo neemt men aan.

Opmerkelijk wat een wiel al niet kan voortbrengen. Het wiel is ongeveer 5500 jaar geleden uitgevonden. Er is een woord voor wiel in het Proto-Indo-Europees; het klinkt als ‘roteh’. Het lijkt de aanhangers van de steppe-hypothese dan ook onwaarschijnlijk dat de taal duizenden jaren ouder is.

Op de steppe is het begonnen. Op de steppe, op de step, ‘k ben zo blij dat ik’m heb. De steppe-hypothese leidt naar Purmerend:

“met een tikkeltje geluk
maak ik die step vast aan me truck
en sleep je ’t hele end
naar Purmerend, naar Purmerend.
La-la-laa, la-la-laa, la-la-la-la-la”


Afbeelding: Wim Sonneveld in  Ja Zuster, Nee Zuster van Annie M.G. Schmidt, 1968

zondag 1 maart 2015

VARIATIES

Zelden heb ik een boek zo traag gelezen als de roman ‘Contrapunt’ van Anna Enquist. In dit boek verwerkt de schrijfster de dood van haar dochter die door een tragisch dodehoek-ongeval om het leven kwam. Dat doet ze aan de hand van de Goldberg Variaties van Bach.

Ik ben een groot liefhebber van de Goldberg Variaties, vooral in de uitvoering door meesterpianist Glenn Gould van 1981. Gould voert je met zijn volstrekt eigenzinnige interpretatie van de aria en de dertig variaties langs allerlei emoties en schakeringen van menselijkheid. Het muziekstuk mondt uit in een majestueus quodlibet in de laatste variatie; een potpourri van de volksliederen ‘ich bin so lange nicht bei dir gewest’ en ‘Kraut und Rüben’. En daarna nog eenmaal de broze, naïeve aria.

Anna Enquist beschrijft hoe haar hoofdpersoon, ‘de vrouw’, achter de vleugel de variaties bestudeert en speelt. Bij elke variatie heeft zij een associatie met een anekdote uit het leven van ‘de dochter’. Ik vorderde zo traag in het boek omdat ik na elke variatie ook de uitvoering ervan door Glenn Gould beluisterde. Per keer beperkte ik mij tot drie variaties/hoofdstukken en dan liet ik boek en cd weer even rusten.

‘De vrouw’ van Anna Enquist analyseert het muziekstuk en haar gevoelens op een wetenschappelijke manier. Toch wordt ze gaandeweg steeds bozer en geagiteerder, net als de variaties. Geagiteerd omdat het einde nadert, geagiteerd omdat ze niet langer bij haar dochter kan verkeren. Geagiteerd omdat ze de tijd niet meer kan uitstellen met variaties.

Variaties zetten de tijd stil en toch verstrijkt die. Enquist beschrijft de worsteling daarmee en plaatst die in de zeer wrange context van de rouw. “Muziek verstoorde en vertroebelde het gewone tijdsbewustzijn, dacht de vrouw, maar je kon dat hebben omdat je door dezelfde muziek in een heldere structuur werd geplaatst. Ik zoek verlossing uit de meedogenloos doorstromende tijd, en de structuur die mij redt wrijft me de eindigheid in mijn gezicht.” (Variatie 27)

En dan komt de laatste variatie. Pas nu wordt de dood van de dochter vermeld. Glenn Gould speelt deze variatie sidderend, schommelend en grommend. Twee volksliedjes door elkaar en een overweldigend verdriet: ‘Ich bin so lange nicht bei dir gewest, rück her, rück her’. Maar deze apotheose plaatst de hele reeks variaties in een zinnig perspectief; hier móesten ze in uitmonden.

De partituur volgend speelt de vrouw daarna nog eenmaal de aria. “‘Kom eens,’ zegt ze tegen haar dochter. ‘Ik ga iets voor je spelen. Ik heb er heel hard op gestudeerd. Luister maar.’” (Aria da capo)

‘Contrapunt’ is een monument voor een gestorven dochter. Maar het is ook een monument voor variaties, die de meedogenloosheid van het lineaire tijdsgewricht verzachten.

NB De link verwijst naar variatie 26 t/m 30 + aria. Variatie 30 begint op 4.19)