zondag 29 juni 2014

ONZE VADERS

Die in de crisistijd geboren zijn. Hun ouders moesten alles op alles zetten om niet tot armoe te vervallen tijdens de eerste mondiale economische crisis in de geschiedenis.

Die leerden lezen en rekenen op een verzuilde school. Toen ze de leeftijd bereikten om zich te gaan voorbereiden op een toekomst als kostwinner, brak de Tweede Wereldoorlog uit. 

Die hun kindertijd plotseling zagen beëindigd door de dreun van de oorlog. Ze zagen hoe hun ouders machteloos waren, bang of opstandig. Ze werden ingezet om het gezin te helpen overleven. Ze zagen onbeschrijfelijke onrechtvaardigheid. 

Die als huwbare jongemannen uit de oorlog kwamen. Ze hielpen Nederland herrijzen; ze trouwden, startten een gezin en gingen keihard werken. 

Het land werd schoon, er werd gebouwd. Onze vaders betrokken met vrouw en kinderen nieuwe woningen. Ze werkten hard, sigaret tussen de lippen, en gingen verstandig met geld om voor onderdak, voeding, scholing. 

Die de dreiging van een nieuwe oorlog, de Koude, als een kille deken over hun leven voelden liggen. Toch konden ze wasmachines kopen en koelkasten en televisies. 

Die tot hun verrassing zich zagen geconfronteerd met een rebelse jeugd, van nozems en hippies tot dolle mina's. Hun normen golden plots als ouderwets, patriarchaal, betuttelend. 

Die nog steeds keihard werkten en last kregen van welvaartsziekten, aan hart en vaten, aan de geest. Hun haar werd dunner, hun buik dikker. Hun zuilen verkruimelden. Ze bleven onze moeders trouw; ze waren tenslotte samen in herrijzend Nederland begonnen. 

Die de investeringen in hun kinderen zagen beloond op een andere manier dan ze zich hadden voorgesteld. 

Die grootvaders werden en bij de kinderen opeens beelden van vroeger opriepen. Ze speelden met hun kleinkinderen, trakteerden ze op iets lekkers of een uitje. 

Die met pensioen gingen. Opnieuw alleen samen met onze moeders. Nederland was klaar, ze konden gaan fietsen en reizen; de vruchten plukken van hun harde werken.

Die met hun gezondheid begonnen te tobben. Vaker dokters bezochten, in het ziekenhuis belandden. Onze vaders, die altijd zelf hun problemen oplosten, moesten zich nu laten helpen en adviseren. 

Die de digitale wereld aan zich voorbij zagen trekken. Het was hun Utopia niet meer. 

Die oud waren, stram, eerbiedwaardig, eigengereid, eigenwijs. Die moesten afronden. 

Die stierven. 

Die hopelijk in de hemelen zijn. 

zaterdag 21 juni 2014

METAVOETBAL

Metaphors we live by’  is een boek dat me werd aangeraden door Henri Raven, argumentatiecoach en leider van de workshop ‘Metaforen. Plaatjes van de taal’. In dit buitengewoon boeiende boek leggen cognitief wetenschappers George Lakoff en Mark Johnson uit dat metaforen niet zomaar literaire of retorische stijlfiguren zijn, maar dat metaforen ons denken én handelen diepgaand beïnvloeden.

Bijvoorbeeld de metafoor ‘tijd is geld’, die maakt dat we met tijd omgaan alsof het geld is. Iets kost tijd. We kunnen tijd besteden, verkwisten, verliezen of winnen, sparen, investeren. We rekenen uurprijzen, telefoonminuten, jaaromzetten. Deze metafoor is zo vanzelfsprekend in de westerse geïndustrialiseerde samenleving, dat je je niet kunt voorstellen dat er ook andere manieren van omgaan met tijd zijn.

Een andere interessante metafoor die Lakoff en Johnson behandelen is Argument is War; Discussie is Oorlog. Dat betekent dat je stellingen betrekt en verdedigt. Er is een tegenstander die je aanvalt. Je gaat strategisch te werk, je komt als winnaar of verliezer uit een discussie. In een cultuur waar discussie als een dans wordt gezien, gelden heel andere beelden en gedragsregels voor het discussiëren.

In deze dagen van overweldigend voetbalnieuws wordt de metaforische betekenis van voetbal me weer eens heel duidelijk. Als het even kan houd ik me ver van het voetbalgebeuren en al helemaal van de journalistieke uitingen ervan, maar nu ontkom ik er niet aan. Meestal wordt de kant-en-klare metafoor van Rinus Michels gebruikt: Voetbal is Oorlog. Dat zou de strijdlust en het chauvinisme verklaren én legitimeren.

Maar ik denk dat die oorlog een metafoor is voor mannelijkheid. Voetbal is (een bewijs van) Mannelijkheid. Mannelijk in de meest enge en vaak platvloerse zin van het woord. Door te voetballen laat je zien dat je een man bent, dus geen vrouw. In de – helaas wat vlekkerig gescande - krantenfoto boven dit artikel is Daphne Koster te zien, de aanvoerster van het Nederlands Elftal in 2009. Haar voetbalkloffie geeft anatomische accenten die de mannelijkheidsmetafoor ondersteunen.

Als je voetbalt ben je zeker geen homo. Hoewel er na doelpunten heftig wordt geknuffeld en gezoend, is voetbal de meest homofobe sport die bestaat. Balbezit en balbeheersing zijn het kenmerk van echte voetballers. Dat Nederland ternauwernood van Australië won, was te wijten aan ‘de onhandigheid in balbezit van de stramme Nederlandse verdedigers’ (Trouw, 19 juni 2014).

Na de overwinning op Spanje kopte Trouw (waarschijnlijk nog een gematigde kop, maar aan meer uitgesproken media waag ik mij niet) ‘Nederlands elftal vernedert wereldkampioen Spanje’. In geen enkele andere sport win je door je tegenstander te vernederen, maar in voetbal ontman je de verliezer. Op de sportpagina kreeg de lezer de volle laag met het volgende proza:
‘Zowel het Nederlandse middenveld als de verdediging was opengereten. Xavi vond Costa, die na een knappe beweging door het been van de uit balans geraakte De Vrij, plots in het gat even zijn tegenspeler, ten val kwam. De strafschop, die werd benut door Xabi Alonso (0-1), was een gevolg van een periode van Spaanse overheersing, maar geheel volgens de door Van Gaal uitgedachte strategie van terugtrekken en loeren bleek Oranje zich te kunnen oprichten.’

Dit stilistische braaksel (excuseer lezer, ik heb er geen ander woord voor) roept beelden op van woeste overweldiging, listige onderwerping en uiteindelijke oprichting. De metafoor van voetbalmannelijkheid is er een van angst voor het verlies ervan.


woensdag 11 juni 2014

HAAGSE HUMOÂH

Nu de datum voor mijn verhuizing naar Den Haag steeds dichterbij komt, ben ik vaak in de Residentie om allerlei voorbereidende werkzaamheden te verrichten in de nieuwe woning. Door de contacten met de Haagse middenstand leer ik de Haagse humor kennen.

Anders dan de “gezellige”, luidruchtige en inclusieve humor van ‘bij ons in de Jordaan’ is Haagse humor extreem droog, terloops en heel praktisch. Zo staat bij het Centraal Station een bloemenkraam, waar de haastige reiziger een bloemetje kan kopen voor gastvrouw of geliefde. Onder de obligate alliteratie Henkie’s Hoekie staat op de gevel van dit kraampje de slogan ‘Betaalbare romantiek’.

De buschauffeur die bij het Malieveld stopte om enkele dames te laten uitstappen voor de Tong Tong Fair, zei in zijn spiegel - refererend aan de lange rij wachtenden die in de brandende zon op het veld voor de tent stond: ‘Hebben jullie al een kaartje?’ ‘Nee’, zeiden de dames. ‘Nâh, je ben zo aan de beurt’, sprak de chauffeur ze moed in.

In de nieuwe woning moet de bestaande vloerbedekking gereinigd worden. De schoonmaker die een taxatie kwam doen dacht dat dat wel zou gaan lukken. Hij zei dat we van geluk mochten spreken dat er geen stoelen met metalen poten hadden gestaan, want dan krijg je ‘vloeâhkankâh’, die heel moeilijk te verwijderen is.

Het behang- en verfhuis ten slotte, waar we ons licht opstaken over de inrichting van het huis, helpt de klant bij de keuze van zijn verf met een ‘Haagse Kleuruh Waaieâh’. Met het WK voetbal in het vooruitzicht, heeft het bedrijf een speciale actie: ‘Ons elftal’. Bij aankoop van €150,- aan lak krijg je een T-shirt cadeau in een van de kleuren uit de Waaieâh. Er zitten er een paar bij die verwijzen naar eet- of drinkwaren, zoals Wôhtel, Aâhrdbè, Zuâhstok of Bieâh, maar er is ook groen Haags Puâh Natuâh of wijkgebonden Zeihelduh Blaûw.

Het allermooist vind ik het nuchtere Schèt, voor het bruine T-shirt. Zo filosofisch is het leven in Den Haag, van Lekkâh Zach tot Duisteâhr.